Armoede in Waalwijk
Het leven van de leerbewerkers en schoenmakers aan het eind van de negentiende eeuw is een hard bestaan. De lonen zijn laag en de werktijden zijn lang. Zo ook in Waalwijk.
Het leven van de leerbewerkers en schoenmakers aan het eind van de negentiende eeuw is een hard bestaan. De lonen zijn laag en de werktijden zijn lang.
Kinderarbeid is heel normaal, zowel bij thuiswerkers als in de fabrieken. In 1874 wordt het ‘kinderwetje van Van Houten’ ingevoerd. De wet verbiedt kinderen onder de twaalf jaar in fabrieken te werken. In de praktijk trekt men zich echter weinig aan van de wet. De leerplichtwet brengt in 1900 wel enige verbetering voor jonge kinderen.
De kleine bazen met gemiddeld zo’n vijftien mensen in dienst, bezitten winkels waar ze als bijverdienste levensmiddelen en kleding verkopen. De schoenmakers worden door hun baas verplicht hun boodschappen te doen in zijn winkel, waardoor er nog eens een aanslag wordt gedaan op het toch al schrale inkomen van de arbeiders. Kosten van de boodschappen worden direct van het loon
afgetrokken. De vakbonden maken hier begin twintigste eeuw een eind aan.