Kasteel Stapelen

Het kasteel kreeg voor het eerst de naam Kasteel Stapelen in 1293, toen Willem van Boxtel als beloning, voor zijn dapper optreden in de slag bij Woeringen tegen de Geldersen, Stapelen en zijn landerijen in leen kreeg van Hertog Jan I van Brabant.

De naam komt waarschijnlijk van het woord 'Stapel', wat betekende 'hooggelegen plaats'. Het is in de loop der eeuwen overgegaan van vader op zoon en in handen geweest van de adellijke families van Boxtel, van Ranst en Van Horn. Zowel Willem van Oranje als Lodewijk XIV (de zonnekoning) hebben op hun doorreis in Kasteel Stapelen hun verblijf gevonden.

In 1819 kwam het kasteel in particuliere handen van de familie Mahie. Het toen inmiddels vervallen kasteel is door deze familie in 1850 grondig gerestaureerd waarbij ook een aantal zaken zijn toegevoegd. Zo zijn onder andere de kantelen op het kasteel geplaatst, die niet volledig overeenkomen met de originele bouwstijl.

In 1915 werd het kasteel door Mevrouw Mahie verkocht aan de Paters Assumptionisten. De zuidkant van Stapelen, links van het poortgebouw, heette het 'Princekwartier' dat beschikte over een 'leenzaal' en een kapel. De noordkant was in gebruik door de rentmeester en het oude koetshuis was waarschijnlijk in gebruik als 'gevangenhuys'. De houten ophaalbrug is pas in 1965 vervangen door een vaste brug.

De kapel, van oudsher de Sint Joriskapel, in de volksmond ook wel de Heilig Bloed kapel genoemd, werd op Drievuldigheidszondag ( de eerste zondag na Pinksteren) als bedevaartsplaats druk bezocht. Nog steeds wordt in Boxtel op deze zondag de Heilig Bloedprocessie gehouden.

Van 1915-1927 gebruikten de Paters Assumptionisten het kasteel voornamelijk als klein seminarie. In 1927 werd het nieuw gebouwde seminarie in gebruik genomen aan de zuidzijde van het kasteel. Vanaf 1939 werd het kasteel gebruikt als communiteit (leefgemeenschap) voor de paters en als provincialaat (bestuur) van de Nederlandse provincie van de Congregatie der Assumptionisten.