Ge zoudt er de dood mee op den hals halen

In de zomer van 1944 wonen de ongetrouwde broeders Janus (60), Jan (58) en Driek Hoeks (54) met zijn drieën op de Hertheuvelsehoef, op de grens van Eersel en Bergeijk. De boerderij is eigendom van de abdij van Postel. Janus regelt het werk op de akkers en zorgt voor de handel. Jan doet het huishouden en Driek, de jongste, is voerman. Ze hebben het op hun afgelegen boerderij best goed tijdens de oorlog: aan eten in elk geval geen gebrek.

Maar dan krijgen de broers op een voorjaarsavond in 1944 bezoek van een pater van de abdij. Hij zoekt een schuilplaats voor zijn broer en voor een broer van een andere pater. Hoewel de broers in eerste instantie aarzelen, geven ze toestemming. Maar dan komt de Duitse SicherheitsDienst (de SD) in juli 1944 de onderduikers op het spoor.